SELECTEER (EEN DEEL VAN) DE TEKST EN DIE WORDT HARDOP VOORGELEZEN

Je kunt financieel bijdragen aan ons initiatief via bankrekeningnummer NL60 INGB 0104677945 t.n.v. Stichting Levenseinderegie. Bij voorbaat bedankt.

Het Christelijk geloof en Euthanasie

Zelfdoding is voor veel Christelijke gelovigen een beladen onderwerp. Dat was het in de voorchristelijke tijd niet. In de antieke wereld was het een moedige daad zelfdoding te plegen, wanneer er geen zicht op een zinvolle toekomst was. De eed van Hippocrates verplichtte de arts geen moord in opdracht van een derde te plegen. De arts had er geen moreel probleem mee bij zelfdoding te helpen, hij was slechts een willig werktuig. Het was een eer te helpen bij ondraaglijk lijden (fysiek en/of psychisch) of bij een vervuld leven. Het was in de Oudheid ondenkbaar de macht over leven en dood aan een arts te laten. De beslissing was aan degene die wilde sterven. Er was geen betutteling[1]. Bij een aantal Noord-Amerikaanse indianenstammen en de Eskimo’s was het een gebruik dat de (te) ouden van dagen op een winterse dag in de sneeuw gingen zitten om hun voltooide leven te versterven. In Japan waren lokale tradities, waarbij iemand die zeventig werd, zich terugtrok op een bergtop om daar te sterven.

Morele uitgangspunten zijn afhankelijk van de tijd, plaats, gemeenschap, cultuur, religie, context van het actuele leven, eisen van het voortbestaan, et cetera.

De moraal berust op subjectieve sociale conventies: stilzwijgend aanvaarde afspraken over wat in de omgang maatschappelijk gepast en gebruikelijk is. Door democratische ontwikkelingen, de nadruk op de individuele rechten, de ontkerkelijking en de veranderingen van het impliciete sociale contract is de wet niet heilig en onveranderlijk. De doodstraf is niet lang geleden afgeschaft en drugs als opium en cocaïne waren begin twintigste eeuw nog toegestaan. Abortus, homoseksualiteit, etc. waren daarentegen tot voor kort verboden. De wet kan veranderen (b.v. via Burgerlijke Ongehoorzaamheid, zoals bij abortus is gebeurd). Het gedrag van de moderne burger behoort te worden bepaald door het eigen geweten. Dat betekent niet per definitie gehoorzamen aan de wet, maar je afvragen of in een bepaalde situatie een te gehoorzamen wet voor jou persoonlijk moreel acceptabel is. Moraal en ethiek zijn volgens Hannah Arendt tafelmanieren, een dun laagje vernis[2]. De omgeving conditioneert iedereen vanaf de geboorte met waarden en normen, waardoor een netwerk van kunstmatige ‘instincten’ ontstaat: de Nederlandse cultuur met haar christelijke religieuze achtergrond.

Is zelfdoding in de Bijbel als een misdaad, schande of (dood)zonde beschreven?

Kuitert (1924 – 2017; Theoloog Hoogleraar Dogmatiek en Ethiek Vrije Universiteit) schrijft in Suïcide, wat is er tegen? Zelfdoding in moreel perspectief (Ten Have/Baarn 1983) over de zelfdodingen in de Bijbel, die daarin op enkele plaatsen expliciet wordt vermeld. Hieronder staan vier voorbeelden.

In Richteren 16, 23-11 doodt Simson zichzelf om Filistijnse vijanden van Israël te doden. Hij is een geloofsheld en zijn familie geeft hem de normale, eervolle begrafenis in het graf van zijn vader.

In Samuel 31, 3-6 storten Koning Saul en zijn wapendrager zich in hun zwaard. De tekst suggereert nergens een misdaad. Integendeel: de inwoners van Jabes halen de lijken van Saul en zijn zonen weg bij de Filistijnen en geven hen een eervolle begrafenis.

In Samuel 17, 23 verhangt Achitofel zich, maar nergens wekt de verteller de indruk dat Achitofel iets schandelijks heeft gedaan. Hij wordt eervol begraven.

In Mattheüs 27, 3-5 staat hoe Judas zich verhangt, maar er is geen enkele veroordeling van zijn zelfdoding.

Opmerkelijk is dat in het Oude Testament met zijn gedetailleerde regulering van het dagelijkse leven en in het Nieuwe Testament geen enkel voorschrift voorkomt over zelfdoding of de behandeling van suïcidanten.

Kortom: er is nergens in de Bijbel een veroordeling van zelfdoding. Ook Karl Barth (1868-1968; invloedrijk protestants theoloog) geeft toe dat in de bijbel geen uitdrukkelijk verbod tot zelfdoding staat.

Is de christelijke afwijzing van zelfdoding terecht?

In de vroege christelijkheid begint de afwijzing van zelfdoding bij de mening van de Augustinus (354-430) dat het zesde gebod ‘Pleeg geen moord’ (Ex 20:13 en Deuteronomium 5:17) zowel het doden van een ander mens als het doden van zichzelf inhoudt. Dat ‘Pleeg geen moord’ zou betekenen dat je geen (onschuldig) mens mag doden, ook jezelf niet. Het werkwoord in Hebreeuwse teksten voor doden betekent echter vermoorden, het staat nergens voor zelfdoding en in het Grieks staat er ook letterlijk ‘vermoorden’. Het gaat daarbij om het doden van een andere persoon tegen diens wil. Een tweede argument zou te vinden zijn in Deuteronomium 32:29: ‘Ik laat sterven, ik geef leven’. Dat kan goed passief worden begrepen met: ‘Ik laat ook mensen die zichzelf willen doden, sterven, ik laat immers ook dat sterven gebeuren’. Die tekst houdt dus niet per definitie een verbod op zelfdoding in. Via Thomas van Aquino (1225-1275) is de afwijzing van zelfdoding in de Christelijke kerken bepalend gebleven. Het heeft geleid tot ‘God geeft, God neemt’. Maar wat is dat ‘geven’ als de gift niet aan de ontvanger toebehoort. Geldt voor God niet: ‘Eens gegeven blijft gegeven?’. Nadat God jou je leven heeft gegeven, ben je juist niet meer het eigendom van God. Met het geven heeft God van jouw leven afstand gedaan en heeft God de mens een vrije wil en zelfbeschikking gegeven.

De christelijke afwijzing van zelfdoding is onterecht, omdat in de Bijbel zelfdoding nergens als misdaad, schande of zonde wordt beschreven. De interpretaties van Augustinus en Thomas van Aquino zijn naar mijn overtuiging slechts hun overtuiging en niets meer.

Is Hulp bij Zelfdoding dan crimineel?

Kuitert maakt onderscheid tussen zelfdoding, Euthanasie en Hulp bij Zelfdoding. Bij zelfdoding beëindigt iemand opzettelijk zijn leven, ongeacht welke omstandigheden, bedoeling of causaliteit daarbij een rol spelen. Euthanasie is iemand op zijn verzoek aan een zachte dood helpen als die zichzelf niet meer helpen kan te sterven (door ziekte, ouderdom, uitputting of welke oorzaak dan ook). In Hulp bij Zelfdoding verricht volgens Kuitert de betrokkene de handeling zélf en de hulp kan bestaan uit het verschaffen van de middelen die de dood tot gevolg hebben en/of een ruimte waar iemand ongestoord kan sterven.

Kuitert[3] meent dat de arts die de bedoeling heeft om een levenseindeverzoek uit te voeren, maar als middel het nalaten kiest (terminale palliatieve sedatie), de lijdensweg van de patiënt verlengt. De arts doet dat zelfs nodeloos, als we zijn bedoeling de patiënt te laten sterven serieus nemen en is daarom aansprakelijk voor dat extra lijden van de patiënt. De arts loopt weg van zijn verantwoordelijkheid. Kuitert vindt dat wij mensen niet mogen dwingen om tegen hun zin door te leven.

Dat is ook het uitgangspunt het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM): een mens heeft het morele en juridische recht op zelfdoding. Het ongebruikelijke is dat in Nederland zelfdoding geen strafbaar feit is, maar de hulp bij zelfdoding wel. In 1886 werd Hulp bij Zelfdoding strafbaar gesteld als delictum sui generis: een delict dat op zichzelf, omwille van zijn intrinsieke strafwaardigheid, een misdrijf oplevert. De Memorie van Toelichting expliciteert dat het gaat om het bestraffen van de schending van de eerbied van het menselijk leven, ongeacht het motief van de dader. De Advocaat-Generaal stelt dat de huidige instandhouding van deze strafbaarstelling wordt aangemerkt als een ‘verbijzondering van de algemene eerbied voor het menselijk leven’. Het christelijk gefundeerde uitgangspunt van deze Sanctity of Life is voor de meeste mensen echter verandert in de Quality of Life (het leven is te evalueren en dat kan leiden tot de wens tot zelfdoding). Ondanks de maatschappelijke veranderingen handhaaft het Openbaar Ministerie nog altijd de Sanctity of Life doctrine en niet of minder de Quality of Life doctrine.

Het EHRM (Europees Hof Rechten van de Mens) erkent het recht van een individu om zelf te bepalen op welke wijze en wanneer diens leven eindigt, als één van de aspecten van het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven volgens art 8 EVRM (Europees Verdrag Rechten van de Mens), mits de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is geweest. Zodra zelfdoding een grondrecht is, kan de onaantastbaarheid van het menselijk leven geen reden meer zijn om Hulp bij Zelfdoding te verbieden. Hulp bij het Levenseinde is toegelaten omdat anders het recht op zelfdoding een leeg recht blijft. Echter: binnen de ‘margin of appreciation’ mag een staat bepalen welke uitzonderingen zij maakt voor wel een verbod op Hulp bij Zelfdoding. In Nederland is dat de beperkende huidige Euthanasiewetgeving die alleen de arts onder bepaalde voorwaarden toestaat levenseindehulp te verlenen.

[1] https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6056/euthanasie-in-de-oudheid.html Anton van Hooff 2003; en Samuel J.Hirsch, proefschrift 1882.

[2] Hannah Arendt Politiek denker in Dirk de Schutter en Remi Peeters 3e druk blz 200 Klement Zoetermeer 2016.

[3] H.M.Kuitert Een gewenste dood. Euthanasie en zelfbeschikking als moreel en godsdienstig probleem. (1981) Ten Have/Baarn.