SELECTEER (EEN DEEL VAN) DE TEKST EN DIE WORDT HARDOP VOORGELEZEN

Je kunt financieel bijdragen aan ons initiatief via bankrekeningnummer NL60 INGB 0104677945 t.n.v. Stichting Levenseinderegie. Bij voorbaat bedankt.

Kritiek op het voorstel voor de Wet Voltooid Leven (verder WVL)

Het wetsvoorstel van D66 is ingediend door Mevr. A. Padt.

U kunt HIER dit document downloaden.

Vooraf

Door het oordeel van de Raad van State over de vorige versie van de WVL zijn de zorgvuldigheideisen in de tweede versie hoog opgeschroefd. Het is een compromis met vergaande juridisering. Formeel erkent WVL het recht om te sterven, maar de procedure en haar toelichting werpt bij de uitoefening van dit recht zoveel obstakels op dat dit recht bijna fictie wordt. Volgens de filosofe Hannah Arendt stelt het hebben van een recht weinig voor als de overheid het de burger (vrijwel) onmogelijk maakt dat recht uit te kunnen oefenen.

Ouderen zullen steeds vaker een hoge leeftijd bereiken en de vraag naar een zelfgekozen levenseinde bij een voltooid leven zal toenemen. Met de WVL leidt dat tot een grote belasting van het zorgsysteem en wachtlijsten. Stel dat een oudere zegt niet meer verder te willen leven en dat diens motivatie in de ogen van de twee levensbegeleiders acceptabel is. In dat geval mag de oudere van geluk spreken als de levenseindebegeleider het middel om te sterven binnen een jaar aanreikt (zie WVL punt 4.). Dat is een lijdensweg.

Vindt een levenseindebegeleider de motivatie onvoldoende dan is het enige alternatief een afschuwelijke zelfdoding (voor de trein of van een flat springen, auto-ongeluk forceren, ophanging, verdrinking, in bad je pols doorsnijden, etc.). Dat is een nog verschrikkelijker lijdensweg, ook voor de naasten.

Deze (inadequate) oplossing van een onderdeel van de euthanasieproblematiek kan leiden tot meer wetten om deelproblematiek op te lossen, zoals het verstrekken van een euthanaticum aan een wilsbekwame terminale patiënt die nog een bepaalde periode te leven heeft (zoals is toegestaan in Ohio VS) en die op zijn eigen tijd en onder eigen regie het leven wil verlaten.

Op 9 december 2024 is een ronde tafel gesprek in de Tweede Kamer geweest, met insprekers zoals van de NVVE, KNMG, artsen, en o.a. de jurist Prof. Dr. Schnabel. Het tweede concept WVL deugt volgens Schnabel met name juridisch niet. Deze wet naast de huidige Wtl leidt tot een soort van winkelen: je vraagt euthanasie, de arts vindt b.v. dat je niet ondraaglijk lijdt, dus dan vraag je om euthanasie vanwege een voltooid leven, waarin deze eis niet geldt en je zou dan eventueel wel euthanasie kunnen krijgen. Dat is onwenselijk. Feitelijk was dat een pleidooi voor een integrale verbeterde wet, zoals ons Wetsvoorstel Levenseinderegie.

 Kritische opmerkingen bij de negen zorgvuldigheidseisen

  1. De levenseindebegeleider zorgt dat het proces goed loopt. Hij schrijft de dodelijke middelen voor en haalt deze op, is aanwezig bij het moment van zelfdoding en zorgt dat de oudere de middelen goed gebruikt.

De WVL gaat vermoedelijk uit van de inname van pentobarbital door de verzoeker en dus moet wettelijk worden geregeld dat de levenseindebegeleider dit Uitsluitend Recept geneesmiddel mag voorschrijven. Het overlijden met pentobarbital kan echter lang duren, zodat de KNMG (Koninklijke Maatschappij ter bevordering der Geneeskunde) in haar richtlijn terzake adviseert een tijdsduur met de naasten af te spreken (b.v. 1,5 of 2 uur) en als die is verstreken om euthanasie te verlenen. De inname van pentobarbital kan bovendien vanwege de vieze zeepachtige smaak fout gaan en tot braken leiden. De KNMG schrijft daarom voor dat vooraf een infuus moet worden aangelegd, waarmee thiopental kan worden toegediend om snel euthanasie te verlenen. Bovendien is in de uitleg van de WVL sprake van zelfstandig innemen. Een eis waaraan de oudere wellicht niet kan voldoen (b.v. bij slikproblemen). In dat geval kan euthanasie noodzakelijk zijn. De levenseindebegeleider moet zich kwalificeren om euthanasie medisch zorgvuldig uit te kunnen voeren.

  1. De oudere is wilsbekwaam en heeft op film of papier aangegeven dat hij dodelijke middelen wil innemen.

Het is onnodig dat de wilsbekwame oudere op film of papier moet aangegeven dat hij dodelijke middelen wil innemen. Het proces duurt met drie gesprekken minimaal 6 maanden (zie 4.). Een Wilsverklaring op film of papier heeft alleen zin bij een kortere tijdspanne of bij wilsonbekwaamheid.

De Memorie van Toelichting vermeldt op pg 22: Barmhartigheid houdt ook in, dat wanneer iemand een intrinsieke (wat betekent dat?), duurzame wens heeft, deze persoon niet wordt belemmerd in het uitvoeren van deze wens en op pg 23: … niet langer versperren van de toegang tot de voor een humane dood benodigde middelen. Dat lijkt mooi, maar er zijn integendeel beperkingen, omdat de levenseindebegeleider de beslissende rol van de arts overneemt. Op pg 26: De levenseindebegeleider moet wél overtuigd raken van de coherentie en duurzaamheid van de stervenswens, waarbij ook andere beschikbare hulp is besproken; op pg 36: Wanneer de overtuiging (bij de arts?) bestaat dat de stervenswens grotendeels voortkomt uit psychische klachten, dan kan de huisarts doorverwijzen naar een psychiater of psycholoog (afhankelijk van het ziektebeeld) voordat de oudere zijn verzoek bij de levenseindebegeleider neerlegt (beslist dan de arts?); en op pg 38: Ook kan de levenseindebegeleider besluiten dat de stervenswens op dit moment niet voldoet aan de waarborgen, én dat de kans klein is dat deze dat op termijn gaat doen. Dat kan bijvoorbeeld als de stervenswens grotendeels voortkomt uit externe niet-medische factoren, waar een oplossing voor gevonden kan worden (zoals financiële problemen). Dan zal de levensbegeleider, mits de conclusie is dat alternatieve hulp toch gewenst is of daarover twijfel blijft bestaan, het traject stopzetten (de facto beslist dan de levenseindebegeleider). Hoe kan de levenseindebegeleider zich over dat alles een oordeel vormen? Dat kan alleen de verzoeker.

  1. Er is gevraagd of naasten betrokken zijn bij de wens en het verzoek. Ook wordt de mogelijkheid geboden om naasten alsnog te betrekken. Wanneer iemand dat niet wil heeft dat geen invloed op het verzoek.

Prima, aangenomen dat de euthanasieverzoeker die mogelijkheid aan naasten wil bieden. Er is immers sprake van zelfbeschikking. Die “iemand” is dus de verzoeker. 

  1. De wens dient vrijwillig, weloverwogen en duurzaam te zijn. Dat wordt vastgesteld door minimaal drie gesprekken over een tijdsspanne van minimaal zes maanden.

Het uitgangspunt is zelfbeschikking. Het is echter de levenseindebegeleider die vaststelt of de verzoeker hetzij diens leven voltooid vindt hetzij lijdt aan een zinloos leven en de levenseindebegeleider besluit of diens leven wel of niet beëindigenswaardig is. De levenseindebegeleider is überhaupt niet in staat dat te toetsen, dat kan de verzoeker uitsluitend zelf aangeven. Het wetsontwerp is wat dat betreft paternalistisch en onethisch.

Het ondraaglijk lijden aan een voltooid leven wordt sterk onderschat, 6 maanden is een veel te lange lijdensweg. In de Memorie van Toelichting staat op p. 58: Reeds het vooruitzicht dat binnen enkele maanden een einde kan komen aan een als ‘voltooid’ beschouwd leven, kan aan de betrokken oudere veel rust geven. Dat is nogal cynisch: die “enkele maanden” zijn er minimaal zes plus het oordeel van de tweede levenseindebegeleider plus de tijd tot de uitvoering met mogelijk de wachtlijsttijd (door overbelasting in de gezondheidszorg). De duur van de procedure is zodanig dat je zelfs zonder wachtlijst moet rekenen op een periode van bijna een jaar.

  1. Andere mogelijke hulpvormen zijn, als ze er zijn, door de levenseindebegeleider voorgesteld aan de oudere, maar deze hulp is niet gewenst.

Vreemde formulering: als ze mogelijk zijn, dan zijn ze er. Het respecteren van “niet gewenst” is juist en hopelijk wordt geen zogenaamd mogelijke hulpvorm opgedrongen. 

  1. De arts van de oudere heeft de levenseindebegeleider ingelicht over de medische situatie van de oudere en deze informatie wordt betrokken bij de gesprekken en de afweging.

Wat betekent “afweging”? Maakt de levenseindebegeleider een afweging en beslist die over het al dan niet toekennen van het euthanasieverzoek? Het gaat om zelfbeschikking en daarbij mag geen sprake zijn van een betuttelende afweging door anderen. In de toelichting staat: Aan het einde van dit proces, nadat de oudere en de levenseindebegeleider tot een gezamenlijk besluit zijn gekomen rond de stervenswens en is voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen… etc.”. Gezamenlijk? Wie besluit uiteindelijk? Stel de levenseindebegeleider besluit geen euthanasie en de oudere die niet voor niets euthanasie vraagt, wil dat wel? Dan gaat de euthanasie niet door en is er geen zelfbeschikking.

  1. De levenseindebegeleider moet uitleggen hoe hulp bij zelfdoding volgens deze wet werkt.

Niet alleen de wet moet worden toegelicht, maar ook het toedieningsproces en het stervensproces. 

  1. De oudere is 75 jaar of ouder.

Het is logischer uit te gaan van de volwassen leeftijd van 18 jaar. Immers: dan mag je stemmen, auto rijden, alcohol drinken, een huis kopen, een gezin stichten, etc. en dus ook beschikken over je sterven.

  1. De oudere is Nederlander (of woont hier al minimaal 2 jaar legaal).

Is dit een eis om euthanasietoerisme te voorkomen (zoals nu naar Zwitserland)? Waarom vallen illegalen buiten de boot?

          10. De oudere spreekt ook met een onafhankelijke levenseindebegeleider die ook kijkt of iemand voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. Deze onafhankelijke levenseindebegeleider adviseert de eerdere levenseindebegeleider hierover.

De rol van de tweede levenseindebegeleider is onduidelijk. Wat valt er voor de tweede levenseindebegeleider te controleren, nadat de onafhankelijke en professionele eerste levenseindebegeleider de objectieve eisen 2 t/m 9 heeft vastgesteld? Hoe lang duurt dat controletraject?

Graag bedanken wij Prof. Dr. Y. Poortinga voor het bestuderen van de WVL en voor zijn commentaar.